De gemeente Katwijk telt vele duizenden ondernemers die zich elke dag hard inzetten voor hun zaak, van eenmanszaken tot grote ondernemingen met tientallen medewerkers in dienst. In onze serie “De Katwijkse Ondernemer” gaan we met hen in gesprek. Wat vinden zij mooi aan de gemeente? Waarom zijn ze hier gevestigd? En wat kan er nog beter? Vandaag in deel 8: Rijnsburger Cor van Duijn (77) van Waardzicht.
Hoewel hij voor zijn werk de gehele wereld over is gevlogen (“Ik ben Platinum-vlieger bij KLM)”, is Cor altijd in de gemeente blijven wonen. “In 1941 ben ik geboren in de Petronella van Saxenstraat in Rijnsburg. Als ik naar het buitenlang ging, was dat hoogstens voor een paar weken aaneengesloten.” Hij is tevreden met de gemeente en in het bijzonder zijn woonplaats Rijnsburg. “We hebben hier de vier grootste veredelaars van de wereld, die over de hele wereld bekend zijn, van Japan tot Zuid-Amerika en Zuid-Afrika. Daar mogen we best trots op zijn. Decennia geleden was ik daarin grensverleggend en was ik de eerste bloemenkweker in Kenia.”
Toch kan Cor ook wel wat zaken bedenken die wat hem betreft beter kunnen in de gemeente. “Toevallig vroeg de burgemeester me hier onlangs ook naar. Ik zei hem dat we eerst de infrastructuur op orde moeten maken voor er verder kan worden gebouwd. Nu wordt daar al wel aan gewerkt, dat moet worden doorgezet. Zo moet ook de Brouwerstraat in Rijnsburg worden verbeterd. Daarnaast vind ik het belangrijk dat we als Katwijk een duidelijke visie hebben voor de toekomst. Willen we meer samenwerken met de Leidse regio of met de Duin- en Bollenstreek? Of houden we vast aan onze dorpskernen? Het is belangrijk dat je je grenzen kent. Niet het vele is goed, maar het goede is veel.”
Momenteel heeft Cor nog twee bedrijven: Waardzicht Groep 1 en 2, beiden actief in de vastgoedwereld. Hij doet het tegenwoordig wel wat rustiger aan dan voorheen en heeft een deel overgedragen aan zijn dochters. Maar stilzitten, dat zit er niet in. “Mijn vrouw, met wie ik 51 jaar getrouwd ben, wilde vroeger graag naar Tenerife, omdat ze dacht dat ik daar mijn werk wel kon loslaten. Maar mooi niet. Daar kocht ik dan weer plantjes en exporteerde die naar Nederland. Mijn vrouw heeft er mee leren leven dat mijn werk mijn hobby is. Mijn opa was al actief als veredelaar, ik later ook. Het ondernemersbloed zit in mijn genen. Nu is het een echt familiebedrijf geworden, waar al mijn dochters en schoonzonen in actief zijn. Op mijn leeftijd draag ik vooral zaken aan en over, maar ik hoop dat ik dit werk in goede gezondheid nog even mag blijven doen.”